De geschiedenis van Bedford
Hoe het begon
In 1857 richt de Schotse ingenieur Alexander Wilson de firma Alexander Wilson & co. Engineers te London op. De producten bestaan uit stoommachines voor schepen. Een van de belangrijkste opdrachtgevers is de Engelse marine.
Als logo wordt de griffioen van Fulk le Briant genomen, een Engelse huursoldaat uit de 13e eeuw. Deze van oorsprong Franse huursoldaat had zich nogal verdienstelijk gemaakt voor de Engelse koning en als dank werd hij benoemd tot sheriff van Oxford en Hertford en wordt hem het landgoed Luton toevertrouwd.
In 1897 verlaat Wilson het bedrijf en verandert de naam in “Vauxhall Iron Works Company Ltd”. Men begint te experimenteren met benzinemotoren en in 1903 verschijnt de eerste auto onder de naam Vauxhall met slechts 1 cilinder en 5 pk voor een prijs van 130 guineas.
Er zijn in totaal 40 van dit model gemaakt, waarvan er 2 bewaard zijn gebleven Een van deze eerste Vauxhalls is nog steeds te bewonderen in theVauxhall Heritage Centre. Om te kunnen groeien moet het bedrijf uit London weg en verhuist in 1905 naar het landgoed Luton in Bedfordshire.
De Amerikaanse invloed
De productie van auto’s groeit gestaag en in 1925 wordt Vauxhall overgenomen door het Amerikaanse General Motors (GM). GM heeft al sinds 1923 voet aan Engelse grond met de import van Chevrolet trucks, maar vanwege de hoge invoeraccijnzen wordt besloten de productie in Engeland te laten plaatsvinden. Vanaf 1925 worden in Hendon door GM de volgende merken geassembleerd: Buick, Cadillac, Chevrolet, La Salle, Marquette, Oakland, Oldsmobile en Pontiac alsmede Chevrolet en GMC trucks. In de jaren 30 was Engeland in de greep van een wereldwijde recessie met meer dan 2 miljoen werkelozen en het publiek krijgt een antipathie tegen geïmporteerde vrachtwagens. Besloten wordt om de overcapaciteit van de Vauxhall-fabrieken te gebruiken om een Engelse truck te fabriceren en er wordt een komplete nieuwe produktielijn opgezet. In 1930 en 1931 rollen de laatste Chevrolet en GMC-trucks van de band in Engeland.
Engelse trucks
De W-serie bestaat uit een truck van 2 ton en een minibus voor 14 of 20 personen. De bestelwagentjes hadden een laadvermogen van maar liefst 400 of 600kg! In die tijd was elke vrachtwagen geschikt voor elk soort vervoer en het gebeurde dan ook geregeld dat het chassis het begaf of de vering ivm overbelasting. Dit was niet alleen een Bedford euvel, maar heeft er wel toe geleid dat er in 1934 een 3-tonner aan het programma wordt toegevoegd. De bussen werden gebouwd op een vrachtwagenchassis en het moge duidelijk zijn dat er van comfort totaal geen sprake is. In 1935 komt dan ook het eerste speciaal hiervoor ontwikkelde chassis beschikbaar. In 1937 bereikt Bedford een verkoop van 30.000 stuks!
De tweede wereldoorlog
Gedurende de tweede wereldoorlog wordt ook de productie van personenwagens bij Vauxhall gestopt om oorlogsmateriaal te fabriceren; het Engelse leger was immers veel materieel kwijtgeraakt bij Duinkerken. Zo krijgt Vauxhall de opdracht om de beruchte Churchilltank te ontwikkelen en te fabriceren. Vanaf de eerste lijn op papier tot de eerste rollende tank duurt nog geen 3 maanden! Bedford produceert in die tijd veel vrachtwagens voor het leger. Reeds aan het begin van de oorlog krijgt Bedford opdracht tot levering van: 11.000 bestelwagens van 750kg, 5000 st. 1,5-tonners en 11.000 3-tonners! Bekend hiervan is de QL. Na de oorlog worden veel van deze vrachtwagens, welke waren achtergelaten door de Engelse troepen, omgebouwd tot noodbussen voor het openbaar vervoer.
Na de oorlog
In Engeland wordt de productie weer hervat van de K, M en O-typen, welke in 1939 al was begonnen. Tot in 1951, dan komt er een nieuwe serie op de markt: de S-typen en later komt hier nog de 4×4 versie bij: de R-serie. Deze serie is jarenlang bij het Engelse leger in gebruik geweest en wordt later opgevolgd door de MK en MJ-serie.
Een nieuwe mijlpaal wordt in 1955 bereikt bij de opening van de Dunstable truck-plant. Hier worden alle grotere vrachtwagens gebouwd. In Luton worden nog enkele kleinere VAN’s gebouwd, totdat de productie hiervan overgaat naar een nieuw onderkomen in Halewood. In 1953 komt er een nieuwe serie op de markt: Het A-model, dat later wordt opgevolgd door de D- en J-types. Tot in de jaren ‘70 worden deze series gebouwd, veelal ook voor de export. De CA-serie wordt opgevolgd door de CF. In 1987 wordt de CF opgevolgd door de Bedford Midi, waarvan de naam wordt veranderd in Isuzu. Hiervoor wordt een aparte firma opgericht, welke tot op heden nog steeds actief is: IBC-Vehicles, alleen wordt daar nu de Renault Vivaro en Movano gebouwd, die zijn gebaseerd is op een Vauxhall-ontwerp.
Het einde komt in zicht
Weer komt er een recessie en er komt veel import uit de oosterse landen en GM maakt de sluiting bekend van de fabrieken. De fabriek in Dunstable wordt verkocht aan AWD, die nog enkele jaren de MJ-en TL-series bouwt, voornamelijk voor de export. Marshall in Cambridge bouwt nog enkele jaren de TL-serie totdat ze met hun eigen SPV op de markt komen. Het Britse Ministerie van Defensie geeft geen opdrachten meer aan AWD voor nieuwe leveringen. Leyland is nu de leverancier geworden voor het leger en in 1986 ziet AWD zich genoodzaakt de poorten te sluiten en valt het doek voor Bedford definitief na 55 jaar.
Bron: Bedford belangen club in Nederland
Geschreven door: Andries Pieterson